Je hoeft er maar één keer iets van te zeggen, en je puber heeft al een weerwoord. Een goed onderbouwd, licht sarcastisch, met een vleugje oogrol-weemoed weerwoord. En ondertussen torent hij ook nog eens een halve kop boven je uit.
Grenzen stellen bij een peuter? Dan til je hem desnoods op.
Grenzen stellen bij een puber? Dan heb je strategie, geduld én een stevig moreel kompas nodig.
Waarom grenzen stellen belangrijk blijft (juist bij pubers)
Grenzen geven pubers veiligheid. Ook al doen ze alsof ze geen grenzen willen (“Jemig mam, ik ben geen kleuter meer…”), voelen ze zich juist beter wanneer duidelijk is waar de lijnen liggen.
Grenzen zijn als vangrails op een kronkelige weg: irritant als je te dicht bij komt, maar o zo noodzakelijk.
Hoe stel je goede grenzen?
Goede grenzen voldoen aan drie eisen:
Duidelijk – geen vage ‘ik wil dat je een beetje op tijd thuis bent’, maar: ‘Uiterlijk 23:00 ben je binnen’.
Uitlegbaar – pubers hebben baat bij de waarom (“Zodat je genoeg slaap krijgt, en wij niet ongerust zijn”).
Concreet en consequent – je houdt je eraan. Ook als je moe bent. Ook als ze boos kijken.
💡 Pro tip: betrek je puber bij het opstellen van sommige regels. Zo voelen ze zich serieus genomen én begrijpen ze beter waarom die grenzen er zijn.
Voorbeelden van huisregels bij pubers
Mobiele telefoon ’s avonds beneden leggen – bijvoorbeeld vanaf 21:30
Thuis zijn op afgesproken tijd – en bellen als het later wordt
Meehelpen in huis – denk aan afwas, kamer opruimen, hond uitlaten
Respectvolle communicatie – niet schreeuwen, schelden of sarcasme inzetten als communicatiestrategie
Schoolwerk op orde – huiswerk vóór schermtijd, bijvoorbeeld
Bedtijd doordeweeks – ook al zijn ze ‘toch niet moe’
Structuur en grenzen in de praktijk: zo doe je dat
Maak een weekplanning
Hang een planner op of gebruik een gezinsapp. Laat je puber zelf invullen wanneer hij/zij school, sport, werk of chilltijd heeft. Jij mag grenzen aangeven: “Vrijdagavond mag je uit, maar dan wil ik zaterdag om 10:00 ook hulp bij boodschappen.”
Gebruik de ‘ik-boodschap’
Niet: “Je bent altijd zo asociaal als je op je telefoon zit aan tafel.”
Wel: “Ik vind het ongezellig als je tijdens het eten op je telefoon zit. Ik wil graag dat je hem even weglegt.”
Concreet corrigeren én afronden
Bijvoorbeeld: “Ik hoor dat je nu je stem verheft. Zo praten we niet met elkaar. Als je rustig bent, praten we verder.” En dan loop je weg. Echt. Loop. Weg.
Gebruik logische gevolgen
“Je was niet op tijd thuis? Dan blijft de fiets morgen in de schuur.” Niet om te straffen, maar om te leren.
Maar wat als je puber de grens wéér overgaat?
Blijf kalm. Je puber test niet jou, hij test de grens.
→ Neemt hij je niet serieus? Check je eigen gedrag. Ben je écht consequent?
→ Wordt hij brutaler? Geef aan wat je wel en niet accepteert. Rustig, maar duidelijk.
→ Wordt hij slim in het omzeilen? Herpak de regie, pas eventueel je aanpak aan. Pubers zijn creatief, dus jij moet dat ook zijn.
Geef ruimte, maar met richting
Pubers hebben ruimte nodig om fouten te maken, zelfstandigheid te oefenen en eigen keuzes te maken. Maar binnen die ruimte moeten duidelijke grenzen zichtbaar zijn. Denk aan het speelveld: zij mogen spelen, maar jij zet de lijnen uit.
Dus ja, hij is brutaler, groter en slimmer.
Maar jij bent de ouder.
Jij bepaalt de koers.
En dat mag best met een knipoog en een stevige grens tegelijk.