Je kent het vast: jij zegt iets volkomen normaals, zoals “Wil je je schoenen opruimen?” en je puber kijkt je recht in de ogen, fronst licht geïrriteerd en zegt:
“Wat?”
Niet omdat hij je niet hóórde. Nee, dat zou te simpel zijn. Hij verstond je dondersgoed. Maar toch komt dat ene woord eruit, als een soort pavlov-reactie. En jij staat daar te twijfelen of je nu harder moet praten, jezelf moet herhalen of gewoon de witte vlag moet zwaaien.
Laat me je meenemen in het mysterie van het puberale “wat?”.
1. Het is hun ingebouwde buffer-tijd
Dat “wat?” is eigenlijk geen vraag. Het is een tijdrekmechanisme.
Jouw puber hoorde jou prima, maar had nog drie seconden nodig om te bedenken:
- Hoe groot is de kans dat ik dit verzoek kan negeren?
- Moet ik nu zuchten, met mijn ogen rollen of doen alsof ik oordopjes in heb?
- Kan ik een discussie starten die langer duurt dan het opruimen zelf?
Het “wat?” is dus gewoon een pauzeknop voor hun brein.
2. Het is een vorm van passief verzet
Pubers zijn niet gemaakt om meteen “ja, mam/pap” te zeggen. Dat zou veel te gehoorzaam klinken en daarmee hun status als onafhankelijk wezen direct ondermijnen.
Dus zeggen ze: “Wat?”
Letterlijk: ik versta je wel, maar ik ga je niet zomaar de voldoening geven dat ik meteen reageer.
Het is de puberale variant van “ik laat je even zweten.”
3. Het is een sociaal experiment
Pubers zijn amateur-psychologen. Ze willen weten hoeveel geduld jij hebt.
Het “wat?” is de eerste test. Hoe reageer jij?
- Herhaal je jezelf vriendelijk → dan weten ze dat je makkelijk te rekken bent.
- Zucht je diep en begin je te preken → dan hebben ze een opening om in discussie te gaan.
- Loop je boos weg → jackpot, want dan kunnen ze roepen: “Nou, je hoeft niet zo te doen hoor!”
Kortom: voor hen is het een soort menselijk laboratorium. En jij bent het proefkonijn.
4. Het is genetisch
Oké, niet wetenschappelijk bewezen, maar ik zweer dat pubers een ingebouwd “Wat?!”-gen hebben. Net zoals peuters automatisch “nee” zeggen, hebben pubers standaard een reflex voor “wat?”. Je kunt er eigenlijk niets aan doen, behalve het te herkennen en erom te lachen.
5. Het is gewoon leuk om je gek te maken
Eerlijk is eerlijk: pubers genieten er stiekem van. Jij zegt iets, zij zeggen “wat?”, jij herhaalt jezelf met iets meer frustratie in je stem. En dat, lieve ouder, is hun dagelijkse entertainment. Gratis en voor niks.
Wat kun je ermee?
- Niet trappen in de valkuil. Blijf kalm, want hoe meer jij je opwindt, hoe leuker het voor hen wordt.
- Humor inzetten. Zeg bij de derde keer: “Wat?!” terug, maar dan nét iets overdrevener. Grote kans dat ze lachen (of geïrriteerd zuchten – ook winst).
- Korte zinnen. Hoe langer jouw verhaal, hoe groter de kans dat het in de mist verdwijnt achter een “wat?”. Hou het simpel: “Schoenen. Gang. Nu.”
- Accepteren dat het een fase is. Net zoals je ooit een peuter had die “waarom?” bij álles zei, heb je nu een puber die “wat?” roept bij elk verzoek. Het gaat over… echt waar.
Je puber zegt niet “wat?” omdat hij doof is. Hij zegt het omdat hij puber is. Het is een combinatie van tijdrekken, onafhankelijk willen lijken, psychologisch experimenteren en een beetje plagen. Zie het als een pubertaal, een geheime code die betekent: “Ja, ik heb je gehoord, maar ik ben nog even aan het bedenken of ik iets ga doen met deze informatie.”
Dus de volgende keer dat je weer een “wat?” naar je hoofd krijgt, glimlach je gewoon en denk je: ah, mijn proefkonijn is weer bezig met zijn experiment.
En misschien, héél misschien, ruimt hij daarna zijn schoenen op.